Jozef Israëls

Jozef Israëls

Jozef Israëls

Groningen 1824 – 1911 Den Haag

Jozef was een van de voornaamste Nederlandse schilders uit de Haagse School. Ook maakte hij etsen en lithografieën en schreef. Als pseudoniem gebruikte hij J. Maalman.

opleiding
Israëls was van Joodse afkomst. Hij kreeg vanaf zijn elfde les van landschapsschilder Jacob Bruggink, die verbonden was aan de Academie Minerva te Groningen.
J.J.G. van Wicheren was zijn tweede leermeester in 1836 en in 1838 kreeg hij schilderles van Cornelis Bernardus Buijs.

Toen hij 18 was ging hij in de leer ging bij Jan Adam Kruseman en bij Jan Willem Pieneman te Amsterdam. Hij bleef er wonen, behalve tijdens een paar onderbrekingen, tot 1871. Hierna werkte hij in Den Haag.

Parijs
Van 1845 tot 1847 verbleef hij in Parijs. In het atelier van de Franse François-Édouard Picot werd hem het romantische historieschilderen bijgebracht. Louis Gallait en de Franse Nederlander Ary Scheffer oriënteerden hem eveneens op het Romanticisme.

Ook Horace Vernet, Paul Delaroche en James Pradier ’s werk beinvloeden zijn werk, toen hij op de École des beaux-arts in Parijs studeerde.

Hij ontmoette er ook Jan Jongkind en de schilders van Barbizon.

Zandvoort en Katwijk
Terug in Den Haag waren het zijn voorstellingen van eenvoudige mensen, vooral uit het vissersleven van Zandvoort en Katwijk, die tot zijn roem zouden leiden.

Hendrik Willem Mesdag
Na 1871, toen hij in Den Haag ging wonen, raakte hij nauw bevriend met Hendrik Willem Mesdag. Ze waren in 1876 samen betrokken bij de oprichting van de Hollandsche Teekenmaatschappij en speelden een voorname rol in het Haagse Pulchri Studio.

Thérèse Schwarze
Jozef Israëls was bevriend met de vader van Thérèse Schwarze, Johann Georg Schwartze, die hen bij elkaar introduceerde en waardoor zij haar netwerk uit kon breiden in het begin van haar grote carierre en die op haar buurt ook zijn zoon, Isaac, inspireerde.

zijn zoon
Tot 1885 leidde hij zijn zoon Isaac Israëls op, die geboren was in 1865. Hierover schreef hij: “Met de hulp van de Heer, zal hij een beter schilder worden dan zijn vader.”

Amsterdamse impressionist
Na 1885 ging Isaac zijn eigen weg in Amsterdam en werd er net als Breitner een van de Amsterdamse impressionisten.

Israëls maakte van 1897 tot 1898 een reis door Spanje en schreef hierna zijn reisverhaal, aan de hand van zijn talrijke tekeningen. In 1879 werd hij ridder in de kroonorde van Italië.

docentschap
Israëls had de volgende leerlingen: David Artz, Bernard Blommers, Hein Burgers, Nicolaas Jan Adriaan Pieter Helenus van Es, Jacoba de Graaff, Johannes Helder, zijn talentvolle zoon; Isaac Israëls en Pieter Engelbertus Adrianus Mansvelt Beck.

musea bezit
Verdronken Visser’ uit 1861, hangt in de National Gallery van Londen, het schilderij ‘The Cottage Madonna’ uit 1867, hangt in het Institute of Arts van Detroit. ‘Na de Storm’, ook uit 1867, hangt in het Stedelijk Museum van Amsterdam.

Thema’s uit het judaïsme, zoals ‘Joodse bruiloft’ uit 1903, hangen bij het Joods Historisch Museum in bruikleen van het Amsterdamse Rijksmuseum en getuigen van zijn Joodse achtergrond. Werkt hangt ook in het Gemeentemuseum in Den Haag en het Rijksmuseum te Amsterdam.

literatuur

  • M. de Haan, ‘Jozef Israëls en Hendrik Willem Mesdag. Een bijzondere vriendschap’, Kunst & Antiekrevue 19 (2003), p. 7-10
  • A. Philipse-Paalman, J. Sillevis en A. Helb, Eeuwwisseling. Caldic Collectie, Rotterdam 2000, p. 40-41 en 118-121
  • P. Thoben, cat.tent. ‘Tussen realisme en impressionisme. Aquarellen van meesters van de Haagse School’, Eindhoven (Museum Kempenland) 2000/2001, p. 58-60
  • Cat.tent. ‘Poëzie der werkelijkheid. Nederlandse schilders van de negentiende eeuw’, Amsterdam (Rijksmuseum) 2000, cat. nrs. 60, 83, 103, 123, 130, 131, 133
  • M.J. Brusse, ‘Bij Jozef Israëls’ (1904) in ’25 jaar onder de menschen’ Deel I. Uitg. W.L. & J. Brusse’s Uitg Mij, Rotterdam, 1920.

bron: wikipedia

citaten uit zijn brieven en een gedicht

God, God, zal ik nog eenmaal als een waarachtig kunstenaar tot u keeren. Zullen nog eenmaal al die Kunstminnaren mijne werken met eerbied aanschouwen en de lauwer der Kunst mijn schedel sieren.. .Ik voel zo vurig al het schoone mijner edele loopbaan.. .Ach nogmaals roep ik tot u, laat mij veel liever niet leven dan in mijne gevoelen teleurgesteld te worden.”

Zorg voor zuiverheid in de verf en niet zoo stinkerig dik van smeerderij, dun, dun, dun, en zo op het licht hier en daar een zetje dik[ke verf].. ..dikke binnenhuizen zijn onaangenaam – lang teekenen voor je begint en het prettig bij elkaar arrangeren voor gij aan het verwen gaat

Neen, de Nederlander is niet koud, niet ongevoelig, ons volk is nog steeds vol geestdrift voor wat edel en goed is. Holland bovenal! Wij kunstenaars, van Rembrandt tot Maris, dwepen met ons land. Wij vinden ons Holland een heerlijk mooi land met zijn weiden, zijn stranden, zijn zee, zijn binnenhuizen, zijn figuren, boeren, landlieden, joden, kooplieden, alles is even schilderachtig, als maar voor het grijpen. Het mooiste van Nederland is echter Amsterdam, het heerlijk ruim Amsterdam, waarvan zoveel uitgaat en dat zooveel in zich vereenigt.

Je kunt er niets van weten wat er uit je komt: al je weten komt verkeerd uit: wat je niet weet en heelemaal niet dacht dat er komen zou, dat komt er in eenen, soms met een vloek en een zucht, en daar heb je ’t. – Alles komt terecht. Ik heb dingen gemaakt, die ik vergeten had van voor vijf en twintig jaar. Eerst wist ik ze te goed, maar toen vergat ik ze, ik moest ze vergeten en toen maakte ik ze. – Als iets niet mooi wordt, dan ga je maar weer aan wat anders. Tobben geeft niet. Straks beter? Neen, straks beter, dat moet men ook niet meer zeggen. Je weet niet of het straks beter wordt.

Ik wil in den beschouwer mijne aandoeningen overbrengen, – ik wil hem laten boeijen door het tafereel, dat ik niet enkel met mijn bloot oog gezien hebben, maar dat ik diep in mij heb zien bewegen.

Maar ik moet u vertellen wat ik zag.. Ik was een donkere ruimte binnengetreden, verlicht door een klein langwerpig horizontaal liggend raampje,.. .Scherp sneed het licht.. ..en tekende zich af op de stenen vloer.. .Daar zat achter de tafel de joodse wetschrijver met zijn armen voorover op het perkament geleund en draaide zijn vorstelijk hoofd naar mij toe;. ..Het was een prachtig hoofd, fijn en doorschijnend bleek als albast, rimpels, grote en kleine, liepen langs de kleine ogen en om de grote gekromde haviksneus. Een zwart kapje bedekte de witte schedel en een lage witgele baard lag in grote vlokken over het beschreven perkament.. ..twee krukken lagen naast hem schuin op de grond. Hoe gaarne had ik mijn schetsboek voor de dag gehaald,. ..maar voor de starende blik van de wetschrijver durfde ik mijn voornemen niet ten uitvoer te brengen.

..een oorspronkelijke joodse kunst [kan] alleen tot stand komen, wanneer de joden eigen grond onder de voeten hebben en een vrij leven leiden [Bainin vroeg hem dan: ‘is dat niet wat het Zionisme wil?’] Ja, het nl:Zionisme is een edele gedachte, maar wie weet of ze hun doel bereiken? Herzl heeft mij bezocht [in Den Haag, Oct. 1898], hij is een nobel mens en gelooft in zijn idee. Maar wie weet.. .Nu is het onze plicht het antisemitisme te bestrijden, tegen het onrecht en het geweld dat ons wordt aangedaan te protesteren.. ..wat het wezen is van de joodse kunst moeten schrijvers en kunstcritici maar bepalen: wij schilders moeten werken en niet filosoferen.

Zoo is het
Er hingen eens twee schilderijen,
Juist vlak tegenover elkaar
Regt kleurig en schitterend de eene
En d’ander eenvoudig en waar
Dat eenvoud en waarheid het kenmerk
Van wetenschap is en van kunst
Och, dat kan het volk niet begrijpen
En aan ’t klatergoud schonk het zijn gunst.

bron: wikiquote

Overleden voor WOIIJoodse Kunstenaars in AmsterdamKunstenaars in ParijsThérèse Schwartze