Amsterdam 1869-1935 Heemstede
jeugd
Louis Hartz, van Joodse herkomst,werd op 11 september 1869 midden in de Amsterdamse Jodenwijk, in de Sint Antoniebreestraat geboren in een gezin van uiteindelijk 7 kinderen. Hij was de zesde zoon van een beursman met verschillende familieleden in de diamanthandel.
Als kind van vijf jaar schilderde hij al veldslagen, in een periode dat de verhalen over de Frans-Duitse oorlog naklonken.
educatie
Op de lagere school toonde Hartz reeds aanleg voor de tekenkunst en op 17-jarige leeftijd deed hij eindexamen op de Rijksacademie van Beeldende Kunst, waar hij les kreeg van o.a. August Allébé. Het gaf hem recht op deelname aan een wedstrijd om de Prix de Rome.
Hij maakte vooral strandgezichten, landschappen, portretten en figuren, stillevens en bloemen.
leerschool
Behalve van Maurits van der Valk in de tekenschool op Felix Meritis ontving Hartz na de academie les in het atelier van zijn oudere neef Isaäc Meijer de Haan, destijds een gewaardeerd genreschilder, en later in Hattem van de daar gevestigde landschapsschilder Jan Voerman sr.
Nadat deze naar Frankrijk verhuisde verkreeg Hartz diens atelier in bruikleen.
Ofschoon moeilijk in te delen – zelf meende hij tot geen specifieke kunstrichting te horen – behoren zijn techniek en picturale visie tot de Amsterdamse School, tot de ‘klassieke’ school van Breitner en Hartz’ vriend Isaac Israëls.
Karakteristiek is het oprechte gevoel voor kleuren: warmer, nobeler, dieper en zeker rustiger dan het palet van de jonge Israëls.
Reizen
Louis Hartz maakte enkele studiereizen naar Frankrijk, Spanje, Italië, Tunesië en Egypte.
Huwelijk
Hij huwde in 1898 met begaafd pianiste en muziekpedagoge Sara Rebecca ‘Bé’ Isaacson, een nicht van de kunstschilder J.J.Isaacson. Samen met haar kreeg hij vijf kinderen, onder wie de tekenaar, letterontwerper, grafisch vormgever en postzegelontwerper Sem Hartz.
Na hun trouwen vestigde de familie zich tot 1890 in de Watergraafsmeer, in die tijd nog een zelfstandige gemeente. Daar werden regelmatig middagbijeenkomsten georganiseerd met prominente kunstenaars zoals Berlage, Mendes da Costa en Jesserun de Mesquita.
Aan zee
Na Hattem en een korte periode in Wijk aan Zee, woonde en werkte Hartz in Leiden (van 1910-1916) en Katwijk (1916-1920). Vanuit Leiden bracht hij al de zomermaanden in Noordwijk en Katwijk door vanwege zijn belangstelling voor zee-, vissers- en strandgezichten.
In Katwijk had Hartz een huis met atelier gekocht. Feitelijk leefde hij een enigszins teruggetrokken leven wars van tentoonstellingen, met uitzondering van zijn bijdragen aan ‘Arti et Amicitiae’. Daaraan is het te verklaren dat hij – afgezien van een expositie in 1911 in het Stedelijk Museum Amsterdam met M. van der Valk en S. Jesserun de Mesquita, zijn enige grote tentoonstelling, met 91 doeken, pas een jaar na zijn overlijden plaats had, onder auspiciën van het tekencollege ‘Kunst Zij Ons Doel’ in het Frans Hals Museum.
Een recensent schreef hierover: “Men zegt van Louis Hartz dat hij melancholisch was. Het is mogelijk. Maar nooit heeft deze melancholie de diepere vreugde kunnen verdrijven, die deze oprechte kunstenaar ons in zijn schilderijen als een stuk van zich zelf heeft nagelaten”.
In 1920 verhuisde het gezin Hartz naar een nieuw gebouwde wijk, de Bloemenwijk ofwel ‘Eiland Rozenburg’, niet ver van het station Heemstede-Aerdenhout.
brand en oorlog
Het meeste van zijn werk is door brand en oorlog verloren;
Reeds woonachtig in Heemstede werd zijn verhuurde huis en atelier te Katwijk in 1920 door brand getroffen en gingen vele honderden schilderijen en tekeningen, waaronder ook veel met een Joodse thematiek, meer dan 30 jaar levenswerk in vlammen op. Toch wist hij zich van deze ramp te herstellen.
Portretkunst
Voor 1920 heeft Hartz, gegrepen door de schoonheid van de zee, voornamelijk talrijke zeegezichten, schepenvissers en vissersvrouwen geschilderd uit de dorpen aan de Noordzeekust, vooral in Katwijk en Wijk aan Zee.
Na de brand die zijn werk grotendeels vernietigde, heeft hij zich speciaal op het portretschilderen toegelegd, waardoor hij in ruimere kring bekend is geworden.
collecties
Verscheidene straattaferelen, tot 1890 vervaardigd in de Amsterdamse Jodenbuurt, bevinden zich thans in Frankrijk en de Verenigde Staten. Ander werk in onder meer Boymans te Rotterdam, de Lakenhal te Leiden, het Drents Museum te Assen, het Joods Historisch Museum te Amsterdam en het Frans Hals Museum in Haarlem. Verreweg het grootste deel van zijn oeuvre is echter verloren gegaan.
exposities
In Haarlem was hij werkend lid van ‘Kunst Zij Ons Doel’. Van zijn nieuwe werk hadden kleine exposities plaats in de Lakenhal te Leiden, in Den Haag en in de Haarlemse kunstzaal Reeker.