Marie Henry Mackenzie

Marie Henry Mackenzie

Marie Henri Mackenzie

Rotterdam 1878 – 1961 Hilversum

Marie Henry was een Nederlands kunstschilder. Mackenzie’s vader was handelaar in koffie en thee en ook zijn zoon werd voorbereid op een carrière in de handel.

opleiding
In Rotterdam bezocht hij de Handelsschool en werd vervolgens op een kantoor geplaatst. Mackenzie bleek zich echter meer voor tekenen en schilderen te interesseren dan voor de handel.

Zelf schreef hij hierover:” Zoodat mijn vader uit hoofde van mijn lust altijd te willen teekenen, mij naar de Rotterdamse Academie stuurde, waar ik onder Schipperus werkte“. Om financiële redenen moest hij echter de Academie echter na anderhalf jaar weer verlaten.

Mackenzie keerde terug naar de handel in o.a. groente en fruit en werkte daarna achtereenvolgens voor verschillende oliemaatschappijen. Hierbij reisde hij veel door Rusland, Duitsland, Engeland en Schotland. Hij woonde 5 jaar in Londen en trad tenslotte in dienst van een Amerikaanse oliemaatschappij.

Amsterdam
Voor zijn werk verhuisde hij in 1910 van Rotterdam naar Amsterdam. In Amsterdam woonde hij met zijn vrouw en twee kinderen aan de Admiraal de Ruyterweg. In dit huis had hij een groot atelier op het noorden. Dit was toen een nieuwe buurt van Amsterdam met dure huurhuizen.

Hier had hij veel vrije tijd en kon hij vele uren aan het schilderen wijden. Overdag zwierf hij door Amsterdam en maakte hij vele schetsen die hij later in zijn atelier uitwerkte. In de avonduren aquarelleerde hij.

crisis
Toen Mackenzie in 1931 tengevolge van de crisis door de oliemaatschappij werd ontslagen, besloot hij naar Hilversum te verhuizen, waar de huren veel lager waren. Tot zijn pensionering behield hij een uitkering van de maatschappij. Desalniettemin werd hij voor zijn inkomen meer afhankelijk van de verkoop van zijn schilderijen. Hij verkocht zijn werk via verkoopexposities en de verkoop aan verschillende kunsthandelaren.

verzamelaar
De Gooise Courant schreef in 1956, toen Mackenzie reeds geruime tijd in Hilversum woonde, het volgende over de collectie van de schilder:

Wie voor de eerste maal te gast is van de kunstschilder M.H. Mackenzie waant zich in een museum of een kunsthandel. De gang en de huiskamers hangen vol schilderswerken, pastels,tekeningen en etsen. Maar het merendeel, ongeveer 400 werkstukken, waarvan 60 van kunstbroeders van de heer des huizes, zijn op het zolder-atelier opgeborgen”.

Behalve zijn eigen werk, hing hier ook werk van de Haagse schilders. Mackenzie had in de loop der jaren een grote collectie schilderijen van de Haagse School schilders aangelegd. Veel werk kocht hij op kunstveilingen. Zo had hij een collectie schilderijen van Louis Apol, maar ook bezat hij ongeveer 20 schilderijen en studies van Breitner.

Amersfoort
Net als in zijn Amsterdamse stadsgezichten was Mackenzie in Amersfoort gericht op de grachten en de historische bebouwing. De stijl waarin hij de Amersfoortse werken uitvoerde week echter af van die van zijn vroegere Amsterdamse werk.

In de tijd dat Mackenzie in Amersfoort kwam begon hij zich meer en meer los te maken van de invloed die Breitner op zijn werk had gehad; zijn latere werk bezat steeds meer een eigen karakter.

Hij was de oom van Jan Korthals, die onder zijn invloed uitgroeide tot de ‘laatste Amsterdamse impressionist’.

collecties  en exposities
Zijn werk is te vinden in het Goois Museum, Hilversum, Museum Flehite, Amersfoort en in de Rijkscollectie (ICN).

Tijdens zijn leven exposeerde hij pas op latere leeftijd en na zijn dood werd er slechts eenmaal een expositie aan zijn werk gewijd.

Dit is verwonderlijk omdat Mackenzie een van de leerlingen van Breitner was en in zijn werk sterk door zijn leermeester werd beïnvloed. Zo groot zijn de overeenkomsten met het werk van Breitner, dat in de loop der jaren vele “Mackenzies” door vervalsers tot “Breitners” zijn getransformeerd.

lidmaatschappen
In 1923 was hij zowel door de Amsterdamse vereniging St. Lucas als door de vereniging ‘De Onafhankelijken” als lid geaccepteerd. Henri was tevens medeoprichter en lid van de Hilversumse Vereniging van Beeldende Kunstenaars.

Behalve in Nederland nam Mackenzie ook deel aan tentoonstellingen in het buitenland. In 1938 exposeerde hij in Antwerpen, in 1940 in Brussel en in 1950 in Mexico.

WO II
In – en ook nog wel kort na – de Wereldoorlog kon hij  schilderijen ruilen voor levensmiddelen om in het dagelijks onderhoud van zijn gezin te voorzien. Tijdens de bezetting bleven ook de veilingen doorgaan. Op een veiling in juli 1944 bracht zijn ‘Stadsgracht’ 65 gulden op.

contact met Breitner
In 1917 had Mackenzie kennis gemaakt met Breitner. Zelf schreef hij over die vriendschap, die hieruit voortkwam:

Ik was bevriend met Breitner. Wij kwamen vaak bij elkaar aan huis. Meermalen kocht ik studies van hem.”

Mackenzie heeft altijd een grote bewondering gehad voor de schilder Breitner. Nadat hij zich in 1910 in Amsterdam had gevestigd en meer tijd had gekregen om te schilderen, richtte hij in 1917 een verzoek tot Breitner om een aantal lessen bij hem te mogen volgen.

Het antwoord van Breitner luidde;

het is heel moeilijk u antwoord te geven op wat u vraagt zonder iets van uw werk te hebben gezien. Ik wil daarom wel eens bij U komen kijken. Schikt het u zondagochtend tussen 11 en 12 uur?”.

Dit leidde tot een vriendschap die tot Breitners dood in 1923 zou blijven bestaan. Breitner gaf Mackenzie algemene adviezen betreffende kleurgebruik en de te kiezen onderwerpen. Doordat Mackenzie zo’n groot bewonderaar van Breitner’s werk was, liet hij zich sterk door hem beïnvloeden.

Mackenzie kocht vaak studies van Breitner om deze uit zijn voortdurende financiële problemen te helpen. Ook leende hij geld aan Breitner en hield dan werk in onderpand, zoals blijkt uit een brief uit 1921 van Breitner aan Mackenzie:

U zoudt mij een groot genoegen doen als U mij 150 gulden zou willen lenen voor de tijd van twee maanden. U kunt dan de schets van paarden op de brug zoolang als onderpand aanhouden.”

Bijna alle brieven die Breitner aan Mackenzie schrijft gaan over geld. Geld dat Breitner van hem zou lenen of had geleend. Breitner had grote financiële problemen in die tijd. Hij was veel ziek en kon minder werken. Hieruit blijkt de steun die Henri voor Breitner moet zijn geweest.

overlijden
Op 30 december 1961 overleed Mackenzie in Hilversum

Na zijn overlijden werd het stil rond Mackenzie en zijn werk. In de loop der jaren verdween zijn omvangrijke kunstverzameling naar alle windstreken. Zijn vrouw had geen benul van de waarde. Daar werd misbruik van gemaakt. Uiteindelijk bleef maar een klein deel van de door Mackenzie verzamelde collectie in het bezit van de familie.

bron: wikipedia / galeriewijdemeren / metzemakers / Scheen / de Paepe

Overleden na WOIIJoodse Kunstenaars in Amsterdam