Mommy Schwarz

Samuel Leser ‘Mommy’ Schwarz
door Oscar Schrover
Zutphen 1876 – 1942 Auschwitz.
Samuel Leser Schwarz is geboren in de Spiegelstraat in Zutphen op 28 juli 1876.1)
Schwarz is een belangrijk kunstenaar, een grafisch ontwerper, en een vooraanstaand lid van de Hollandsche Kunstenaarskring – waarin de ‘romantici van de School van Bergen en de expressionisten’ zich hebben verzameld. Met Else Berg, Raoul Hynckes, Wim Schuhmacher en Arnaut Colnot, is hij één van de Vijf Modernen. Zijn schilderijen kenmerken zich door ‘een zware verfbehandeling en een strenge, sobere opbouw’.
De Telegraaf schrijft in 1926 over Schwarz’ affiches: ze ‘behoren meestal tot het beste wat er aan reclamezuilen en borden waarlijk om aandacht vraagt en ook deze twee laatste plakkaten mogen er wezen’.2) Schwarz maakt ook grafiek — litho’s en houtsneden. Voor het Kerstnummer van De Groene Amsterdammer snijdt Schwarz, in 1921, een houtsnede: Aanbidding der herders.3) Schwarz levert tot 1940 bijdragen aan het Kerstnummer van De Groene Amsterdammer – een uitgave van Holkema en Warendorf, Amsterdam.
Schwartz volgt geen kunstopleiding na de lagere school. Hij werkt enige tijd in de manufacturenwinkel van zijn ouders te Zutphen.
In 1892 reist Samuel Schwarz met zijn oudere broer Juliaan naar de Verenigde Staten en registreert zich bij aankomst als ‘ondernemer’. Juliaan Schwarz begint in New York een textielhandel, Samuel wil echter geen koopman worden’. Hij ‘blijft tekenen, zoals thuis’4) en ziet in New York kans voor Amerikaanse tijdschriften’ te werken – als illustrator.5)
Schwarz woont, met onderbreking van een jaar, van 1892 tot 1909, in New York. In 1906 reist hij naar Antwerpen en volgt er korte tijd lessen aan de academie in de klas Tekenkunst. Bij de portrettist Piet Verhaert, een genreschilder. In 1907 keert Schwarz terug naar de Verenigde Staten,6) waar de moderne kunst in opkomst is. Daar laten de leerlingen van William Merrit Chase,7) zich inspireren door de stad en de relatie tussen architectuur en het landschap.8)
Over Schwarz langdurig verblijf en in de Verenigde Staten, en de mogelijke invloed daarvan op zijn kunstenaarschap, is weinig bekend. Niettemin lijkt de thematiek van Schwarz’ schilderijen – waarin regelmatig bebouwde landschappen verschijnen – goed aan te sluiten bij de Amerikaanse moderne kunst van de eeuwwisseling.
In 1909 verlaat Schwarz New York en reist hij naar Berlijn, waar Erich Berg en Else Berg wonen, verwanten. Schwarz raakt snel bevriend met Else Berg, een kunstenaar die geen akademie heeft gevolgd, maar privé-lessen genoot.9)
In 1912 treden Schwarz en Berg als kunstenaar naar buiten. Ze presenteren in Kunstzaal De Roos in Amsterdam, vijfenveertig ‘meest kleine schilderijtjes’, gemaakt tijdens een reis naar Königsberg en Italië. De etalage van De Roos trekt veel mensen.10) Er hangen schilderijen van expressionisten en kubisten in de kunstzaal. Schwarz toont in De Roos o.a. de schilderijen ‘De Romeinse tempel van Castor en Pollux’ en ‘Certosa’.
In 1913 nemen Schwarz en Berg deel aan een expositie van St. Lucas. Vanaf 1915 hangt werk van Schwarz en Berg op de tentoonstellingen van de Onafhankelijken in het Stedelijk Museum11) – in 1917 gebeurt dat ‘op uitnodiging’.12)
Schwarz en Berg wonen gescheiden in Amsterdam. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog verhuizen ze naar Bergen. In 1916 staat Schwarz alleen ingeschreven op het adres Tweede Jan Steenstraat 82 in Amsterdam. Op nummer 80 van deze straat houdt Leo Gestel atelier. Zijn ‘Steenzolder’ is een belangrijke verzamelplaats voor kunstenaars, architecten, schrijvers en journalisten.13) Schwarz en Berg bezoeken de bijeenkomsten op deze ‘Steenzolder’ en hebben veel contacten met kunstenaars in Amsterdam en Bergen. Ze zijn goed bevriend met de kunstenaar Leo van Gestel en nemen ook deel aan de kunstenaarsbijeenkomsten van Piet Boendermaker in Bergen, in Huize Klomp.14) En Boendermaker is de ‘enige, echte collectioneur’ van de schilderijen van Schwarz en Berg.15)
Tot de vriendenkring van Schwarz en Berg horen Tine Baanders, een belangrijk ontwerper en de architect Piet Kramer (een soefi) die is betrokken bij het tijdschrift Wendingen.
Schwarz helpt graag jonge kunstenaars. Hij gaat op zoek naar opdrachten voor Paul Citroen en spreekt daarvoor de uitgevers van De Spieghel aan. Ook geeft Schwarz de kunstenaar Bob Hanf aanwijzingen.
In 1917 wordt Schwarz lid van Arti. Arti schaft één schilderij aan van Schwarz, ‘Haven in Spanje’ – ter verloting. Arti bekroond een schilderij van Schwarz in 1928.16) Arti kent Schwarz een Eerste Premie toe, in 1939, vanwege het eeuwfeest van Arti.17)
Schwartz en Berg zijn daarnaast lid geweest van de kunstenaarssociëteit Het Honk, opgericht door de Mesquita en Frits Schiller. Deze sociëteit is later omgedoopt in De Kring. Behalve Schwarz en Berg zijn Sally Polak, Gertrud Leistikow, Peter Alma en Charlotte Köhler lid geweest van De Kring.18)
Een belangrijke inspiratiebron voor Schwarz zijn de reizen die hij maakt met Berg. In 1909 reizen ze voor het eerst samen, van Berlijn naar Parijs. Schwarz begeleidt Berg op verzoek van Bergs ouders die. Zij willen dat Schwarz hun dochter ‘chaperonneert’. In Parijs bestuderen Schwarz en Berg de moderne kunst en zoeken ze omgang met Nederlandse kunstenaars. Na hun verblijf reizen ze naar Amsterdam, waar ‘de strijd in volle gang’ is tussen ‘de jongere en oudere richting’.
Deze strijd wordt ‘levendig, driftig en gespannen gevoerd’.19) Schwarz, aangestoken door Russische schilders als Kandinsky, kiest in Amsterdam de kant van ‘de blauwen’ – tegen de ‘bruinen’.
Na 1912 reist Schwarz met Berg naar Italië, Frankrijk, Tsjechoslowakije, Servië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië. Ze werken ook samen in de mijnstreek rond Luik. In 1920 trouwt Schwarz met Else Berg.
Het werk van Schwarz is door critici overwegend positief besproken. In 1920 bijvoorbeeld, prijst de recensent van de Overijsselsche en Zwolsche Courant de gevoeligheid van Schwarz voor ‘zekere atmosferische stromingen’, waarbij ‘de intuïtie als barometer werkt’. In Schwarz’ stilleven, catalogusnummer 118, bespeurt hij de ‘zuivere muurschildering’.20)
In 1923 meent Overijsselsche en Zwolsche Courant dat ‘de twee belangrijkste verschijningen’ op de expositie van de Onafhankelijken (1923) in het Stedelijk Museum in Amsterdam, Harmen Meurs en Samuel Schwarz zijn.
In 1926 schrijft de recensent van Het Volk dat ‘S.L. Schwarz in de beste van zijn schilderijen, de ‘verstarring’, die dreigt in de ‘forse bouw’ van de architectuur, gelukkig heeft doorbroken.’21) De recensent ziet overeenkomsten in stijl tussen de schilderijen van ‘Wim Schuhmacher, Elsa Berg, Colnot, Lubbers, Maks, Schwarz en Jelle Troelstra’.
In 1922 toont Schwarz met andere ‘tekenaressen en tekenaars’ van De Groene Amsterdammer werk in het Stedelijk Museum. Op deze expositie hangen behalve tekeningen van Schwarz ook werk van o.a. Rie Cramer, Felix Timmermans, Felix Hess, Prof. J. Jurres, Koos Speenhoff en Martin Monnickendam.22) De Telegraaf oordeelt over deze tentoonstelling dat ‘S.L. Schwarz hier de enige moderne schilder is. Schwarz oriënteert zich meer naar het oosten, dan naar het Zuiden..’ En hij heeft ‘niet het apocalyptische of extatische dat vele Duitse expressionisten kenmerkt, maar blijft de rustige, ietwat nuchtere Hollander.’
In 1923 vraagt men Schwarz bij te dragen aan ‘het persoonlijk geschenk dat het Comité voor Nationaal Huldeblijk aan de Koningin’ zal aanbieden.23) Behalve Schwarz, worden L.W. Wenckebach, Juriaan Jurres, Max Nauta en Anton Mauve bij deze uitgave betrokken.
In 1924 werk hangt werk van Schwarz op de internationale reclame tentoonstelling in Amsterdam. In het zelfde jaar ontwerpt hij een reclameplaat voor de Tiende Nederlandse jaarbeurs. Dit ontwerp wordt gunstig ontvangen door de pers. In 1925 selecteert men Schwarz’ werk voor de Nederlandse bijdrage aan de wereldtentoonstelling in Parijs. Schwarz wint hier een gouden medaille in de afdeling Boek- en drukkunst en toegepaste grafiek.
In 1924 koopt de gemeente Amsterdam een schilderij van Schwarz aan. Deze aankoop is bedoeld als steunmaatregel voor ‘noodlijdende kunstenaars’. De gemeente Amsterdam verwerft dan ook werk van Cees Maks, Harrie Kuyten, Coba Ritsema, Wim Schuhmacher, Theo van Doesburg en Herman Kruyder.
In 1927 krijgen De Modernen – Schwarz, Berg, Schuhmacher, Hynckes en Colnot – een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Kaspar Niehaus, recensent van de Telegraaf, wijst Wim Schuhmacher aan als de sterkste schilder van ‘De Vijf Modernen’. Er hangen op deze tentoonstelling twee oudere schilderijen van Schwarz, uit 1914. In dit werk ziet Niehaus nog de invloed van Le Fauconnier aanwezig (De Bergense School) maar, stelt hij vast: de ‘abstracte lijn van het schilderij heeft inmiddels voor Schwarz meer belang dan voor Colnot’.24) Kranten citeren uitgebreid uit deze recensie van Niehaus.25)
In 1928 exposeren De Vijf Modernen nog een keer samen in Voor de Kunst in Utrecht. De recensent van het NRC schrijft dan misprijzend over ‘de disharmonie’ van het expressionisme, dat volgens hem opvalt door ‘weinig verzorging van de vorm’ en ‘grofheid van schildering’.26)
In 1928 nemen Schwarz en Berg deel aan de tentoonstelling in het Oldenburger Landesmuseum. En in 1933 hangt hun werk op de Exposition d’Art Hollandais contemporain in Parijs.
Schwarz en Berg gaan ook om met Charley Toorop, die ze in Bergen ontmoetten.27) In deze jaren ontvangt Schwarz de bijnaam Moemie, Mommie of Mommy, die zich hecht aan zijn kunstenaarschap. Hijzelf presenteerde zich steeds als S.L. Schwarz.
Tenslotte: in de jaren dertig leren Schwarz en Berg belangrijke kunstenaars-emigranten kennen die Hitler-Duitsland ontvluchten: Herbert Fiedler (hij vertrekt in 1934 uit Duitsland), Heinrich Campendonk (hij vertrekt in 1935 uit Duitsland) en Max Beckmann (hij vertrekt in 1937 uit Duitsland).
Met het uitbreken van de oorlog verdwijnen al snel de mogelijkheden voor Berg en Schwarz om te exposeren. In 1942 worden beide opgepakt door de Duitsers, opgepakt en naar Auschwitz vervoerd, waar ze beiden na aankomst zijn vermoord.
Noten
1) Over de geboortedatum van Schwarz bestaat enige onduidelijkheid. Hier is de datum gebruikt uit het boek van Linda Horn. Het Algemeen Handelsblad schrijft op 27 juli 1939 dat Schjwarz geboren is op 28 juli 1879 en in 1939 60 jaar wordt. In 1938 schrijft de Gooi en Eemlander in een uitgebreid artikel dat S.L. Schwarz geboren is op 28 juli 1881 en dat hij op 16-jarige leeftijd met zijn broer naar Amerika vertrok.
2) De Telegraaf, 24 februari 1926. Avondblad, derde blad ’9.
3) Ibid.
4) zie ‘In het atelier van den schilder S.L. Schwarz’, in het Zondagsblad van het blad De Gooi en Eemlander, 27 november 1938.
5) Ibidem.
6) Ibidem.
7) Chase begingt in 1891 les te geven aan Shinnecock Hills Summer School en sticht in 1896 de Chase School of Art in New York, de latere New York School of Art.
8) Dit werk hangt bij de voornaamste galerie voor moderne kunst in New York, 291 Gallery van E. Steichen.
9) Vrouwen werden in Duitsland niet toegelaten tot de Kunstakademie.
10) Er wordt werk getoond van Campendonk, Bloch, Macke, Marc, Bruljuk, Münter, Jawlensky, Epstein, Werefkin, Kandinsky en Kirchner.
11) In december 1915 hangt de vereniging werk op in Pulchri. Exposanten zijn dan: G. van Blaaderen, C. Breitenstein, A. Colnot, Leo Gestel, Piet van der Hem, Cees Maks, Jan Pollones, S.L. Schwarz, Jan Sluyters, Jan Toorop, Matthieu Wiegman, H.J. Wolter en L. Zijl. Op de expositie wordt nagelaten getoond van I. Hart Nibbrig. Zie Haagsche Courant van 1 december 1915, voorpagina.
12) zie De Telegraaf van 4 mei 1917.
13) Zie A.B. Loosjes-Terpstra Moderne kunst in Nederland 1900–1914.
14) Hier treffen Filarski, Arnoud Colnot, Else Berg, Mommy Schwarz, Leo Gestel, Matthieu en Piet Wiegman, Charley Toorop en Wim Schuhmacher elkaar, en verschijnen Belgische kunstenaars als Rik Wouters, George Tongerloo en De Smet. Zie Prof. Willem van Pluijm, Leo Gestel, de schilder en zijn werk (Amsterdam: uitgeverij NV De Spieghel, 1936) p. 25
15) Boendermaker geeft het Stedelijk Museum, Amsterdam diverse malen bruiklenen uit zijn collectie, opgebouwd met adviezen van Gestel.
16) Zie Sumatra Post, vrijdag 16 november 1928.
17) De andere bekroonden zijn David Schulman en Marianne Franken.
18) Zie Algemeen Handelsblad, 4 mei 1923.
19) Zie De Gooi en Eemlander, 27 november 1938. ‘Nu is alles doodgelopen en tam’, verzekerde Schwarz me niet zonder spijt.’
20) Zie Provinciaalse Overijsselsche en Zwolsche Courant van 1 mei 1920
21) Het Volk, Derde Blad, woensdag 17 maart 1926.
22) Zie Het Vaderland; staat en letterkundig Nieuwsblad, 1 juni 1922.
23) Zie Nieuwsblad van Friesland, 28 augustus 1923 en Leeuwarder Courant van 24 augustus 1923. In een achtdelige uitgave zal het comité afbeeldingen verzamelen van 217 kunstenaars, geselecteerd op advies van de voorzitters van Pulchri, Arti en Sint Lucas.
24) zie De Telegraaf, 12 mei 1927, avondeditie, Derde blad, 9.
25) Onder de aanhef ‘Kaspar Niehaus schrijft in de Telegraag’. In 1930 noemt de kunstcriticus Plasschaert Els Berg en S.L Schwarz in een bespreking van een expositie van de Hollandsche Kunstenaarskring ‘gevestigde kunstenaars’. In Linda Horn, Else Berg en Mommie Schwarz. Kunstenaarspaar uit Amsterdam 1910-1942.
26) Nieuwe Rotterdamsche Courant, vrijdag 24 februari 1924, avondblad.
27) De zoon van Charley Toorop, Edgar Fernhout, laat zich na 1945 zeer negatief uit over Schwarz. Hij meent dat Schwarz enkel gedoogd wordt onder kunstenaars in Bergen, vanwege zijn vrouw, Elsa Berg. De vader van Charley Toorop was een fascist en bewonderaar van Mussolini.