Patty Harpenau

Antoinette ‘Patty’ Harpenau

Amsterdam 1959 –

Patty Harpenau heeft bekendheid verworven als societyschilderes van 1986-1996, tegenwoordig schrijft zij voornamelijk spirituele boeken en is zij oprichter en eigenaar van de Harpenau Foundation.

opleiding
Patty haalde haar eindexamen aan het Amsterdams Lyceum en voltooide haar kunstopleiding aan de Kunstacademie Betzahel in Israel. Ze exposeerde in Jeruzalem en Tel Aviv.

Nederland
Harpenau keerde terug naar Nederland waar haar internationale carrière begon. Ze startte met een expositie in het Hilton Hotel, waarna ze al snel bekendheid verwierf en exposities in binnen- en buitenland volgden.

Spiegelstraat Amsterdam
Twee jaar later kwam een droom voor haar uit en opende zij haar eerste expositie in het hart van de kunstwereld, de Spiegelstraat in Amsterdam. In datzelfde jaar opende Harpenau ook een expositie in Atlanta (USA).

De Telegraaf
De Telegraaf kreeg haar in het vizier en wijdde in een weekendbijlage een groot artikel aan haar onder de titel: Bijstandsmoeder schildert zich rijk’. Het effect van deze publicatie liet niet lang op zich wachten. Harpenau was maanden erna nog onderwerp van talrijke artikelen en gast in diverse talkshows op de televisie.

Vanaf die dag, veranderde mijn leven. Wat ik nooit voor mogelijk had gehouden, gebeurde.’

1986-1996
Haar carrière ontwikkelde zich snel. Van 1986 heeft Harpenau tot in 1996 professioneel geschilderd. Zij exposeerde in Nederland en internationaal in Israël, Duitsland, Amerika, Frankrijk en België.

de tentoonstelling ‘Joods Document’
In 1996 opende Patty Harpenau de spraakmakende tentoonstelling ‘Joods Document’. Vijftig schilderijen vertelden in beeldentaal de verhalen uit het oude testament gezien door de ogen van een vrouwelijke kunstenaar.

Het zou haar voorlopig haar laatste tentoonstelling worden. Uit protest tegen de mentaliteit van de kunstwereld besloot ze alleen nog maar vanuit haar eigen atelier te exposeren.

Patty Harpenau heeft sinds die tijd voor verschillende bedrijven opdrachten vervaardigd, waaronder de beroemde kunstpen van de ABN-AMRO, Amnesty International, SOS kinderdorpen, Unilever, Philips, Gamma en World Online.

1996
In 1996 haalde Patty haar licentie aan het Chopra Centre of Well Being in Amerika en voltooide zij haar opleiding als mental coach in India.

Ze keerde terug naar Nederland en opende een centrum in Diemen; de Harpenau Foundation.

Patty Harpenau:

God is in alles. Dat innerlijke beeld werd verstoord toen ik, op mijn negentiende, joods orthodox trouwde. Ineens was er een verschil: in de synagoge mochten vrouwen niet naast de mannen staan, de naam van God mocht niet worden uitgesproken en toen ik later, in Israël, de kabbala wilde studeren, moest dat stiekem, in een achterkamertje, gebeuren –alsof het porno was. In de Zohar, een mystiek commentaar op de Thora –maar ook in de Bijbel en in allerlei andere oorspronkelijke christelijke en joodse literatuur– vond ik de betekenis uit mijn jeugd gelukkig weer terug: wij zijn allen één, één zijn wij allen. De mens is niet klein. De mens is gelijkwaardig aan God.’

Schilderen was mijn houvast toen mijn huwelijk op de klippen liep en ik in 1986, berooid, in Nederland terugkwam. Ik heb alle ellende eruit geknald; mezelf gezond geschilderd. Toch heb ik in 1996 mijn penselen uitgespoeld en opgeborgen omdat ik erachter was gekomen dat de kunstwereld niet mijn wereld was. Ooit, als ik oud en grijs ben, zal ik er een boek over schrijven. Het is pure maffia. Alles draait om de waarde van het werk van een stuk of tien kunstenaars. Het gaat niet om jou, of om wat je met je werk wilt zeggen, het gaat om geld.’

Mijn laatste tentoonstelling heette ’Joods Document’ en op een van de schilderijen had ik een vrouw aan het kruis afgebeeld. Het was een provocatie. Maria, de intelligentste discipel van Jezus, is door de kerk en machthebbers voor hoer uitgemaakt; ze is als het ware haar leven lang gekruisigd. Terwijl ze –dat schijnt iedereen voor het gemak te vergeten– een joodse was. Ik heb het doek met trillende vingers geschilderd en met een knoop in mijn maag opgehangen in de galerie. Er werd schande van gesproken, schande! Terwijl ik er maar één ding mee wilde zeggen: alle geloven komen uit dezelfde bron.’

Wij vieren op vrijdagavond het gevoel, niet de voorschriften. Ik steek kaarsen aan, spreek zegeningen uit, maar niet omdat ik in de Luach, de joodse kalender, heb gelezen dat zoiets precies om tien minuten voor zeven zou moeten gebeuren. Ik dank, met mijn gezin, God voor het leven. Natuurlijk zie ik wat de meerwaarde van al die tradities is en ik heb, wat dat betreft, een geweldige opvoeding van mijn ex-schoonmoeder gehad. Er is nergens zoveel warmte, zoveel bezieling als in een gemeenschap van joodse vrouwen. Als je ziek wordt, staan er onmiddellijk tien pannetjes kippensoep voor je deur. En je denkt toch niet dat er één kind onverzorgd over straat loopt? Ze waken over hun kinderen, ze waken over elkaar. Daar heb je nog de oudevrouwenwijsheid, het verhaal als medicijn. Mijn ex-schoonmoeder, geprezen zij haar naam, heeft me iets bijzonders geleerd: de kracht van vrouw zijn. Ik heb me, in die jaren in Israël, geborgen gevoeld in die liefdevolle dierbare vrouwengemeenschap, maar ik ben uiteindelijk toch te veel de rebel om mezelf onder een pruik te verstoppen en domweg te accepteren dat mijn vent vreemdgaat in Eilat, terwijl ik in het ziekenhuis van Jeruzalem lig bij te komen van een bevalling. Dus nee, ik herken het thuisgevoel –mijn huidige man is ook joods en hij zegt altijd dat we zoveel plezier hebben samen, omdat we dezelfde joodse ziel hebben– maar het jodendom van de rabbijnen, van de regeltjes en de voorschriften, daar heb ik van gegruwd.’

Mijn moeder werd geboren in de Jordaan. Ze komt uit een groot, arm gezin. Zo’n gezin waarbij op zaterdag alle kinderen in de tobbe gingen: de kleinste eerst, de oudste – dat was zij – het laatst. Op haar twaalfde moest ze gaan werken. Ze werd dus groot in een wereld van gemis, van tekort, van strijd, heel veel strijd. Later, toen ze als fabrieksmeisje voor mijn vader ging werken –ik herinner me nog goed, hoe hij altijd zei: ’Toen ik haar ogen zag, was ik verkocht’– kwam de luxe in haar leven en was ze vastbesloten om haar kinderen een betere jeugd te geven. Ze heeft mijn zusje en mij alles gegeven wat ze zelf had willen hebben als kind. Niets was mooi, groot of duur genoeg. Maar ik verzette me ertegen, ik wilde niet in haar verhaal wonen. Ik wilde niks. Niks van haar. Ik was een snotvervelend, verwend kind. Ik deed steeds het tegenovergestelde van wat zij aan mij vroeg. Ik rookte shag, dronk bier, stond avonden in de kroeg. Mijn moeder zei: ’Kom nooit met een buitenlander thuis!’ Dus met wie trouwde ik? Met een man uit Israël.’

En het vervelende is: het ging precies zoals zij dacht. Tien jaar had ik het volgehouden en toen stond ik, met twee jongetjes (Noam en de tegenwoordig beroemde zanger Dotan ) en een paar luiers, weer op Schiphol.’

Ik lijk op mijn vader. Hij was een idealist, een dromer, een levenskunstenaar. Hij begreep het leven, hij kende de mensen. Het is goed dat hij mijn moeder had, zij regelde alles in de fabriek. Zonder haar was het een bende geworden. Hij kon uren zitten, beetje filosoferen, denken over interessante dingen die verder niemand in zijn omgeving leek te begrijpen. Een soort Willie Wortel. Mijn moeder wist hoe ze de dingen vorm moest geven, hoe je geld moest verdienen. Hij was ook een overlever, maar op een andere manier. Zijn verhaal, het verhaal over Auschwitz, bleef voor ons verborgen. Ik weet dat hij veel verdriet heeft gehad, maar hij wilde er niet over praten waardoor die gebeurtenissen in mijn hoofd alleen nog groter en gruwelijker werden. Maar hij kon het niet. Hij kon het niet aan. Het enige wat hij erover kwijt wilde was: ’Als God bestond, was dit niet gebeurd’.’

Het levensverhaal van mijn vader is nogal bizar. Hij is drie keer getrouwd geweest. Uit het eerste huwelijk zijn geen kinderen voortgekomen. Bij zijn tweede vrouw kreeg hij drie jongens en een meisje en bij zijn derde vrouw, mijn moeder, kreeg hij twee meisjes en twee jongens. Van al die kinderen ben ik, de jongste, door hem opgevoed. De anderen zijn door de moeders of in weeshuizen grootgebracht. Mijn vader had daar geen gedachten over, hij leefde niet in het leven zelf. Begrijp je wat ik bedoel? Ik heb geen oordeel over de manier waarop hij met mijn broers en zusjes is omgegaan, ik heb vooral geleerd te zien hoe breed het leven kan zijn en hoe door bepaalde omstandigheden mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen Ik denk dat ik het meeste weet van mijn vader als mens. Voor mij was hij een en al liefde. Een maand voordat hij stierf, riep hij mij bij zich. Hij zei: ’Ik zie het zwarte gat. Ga eens zitten, ik moet je een verhaal vertellen’. Hij zei toen dat hij zijn allergrootste liefde, de liefde van zijn leven, in de oorlog had moeten verlaten en dat hij nooit over dat verdriet was heen gekomen. Voor mij was dat een enorme klap. Ik was het laatste kind, verwekt bij zijn allerlaatste vrouw die –hoopte ik op mijn achttiende– zijn grote liefde was geweest. Ik heb het niet tegen hem gezegd. Ik heb geluisterd en het opgeborgen in mijn hart. Later heb ik al die stukjes, al die momenten uit het leven van mijn vader en moeder, in elkaar gepast en hen begrepen.’

De eerste keer trouwde ik uit verliefdheid, de tweede keer omdat ik een man zocht die bij mijn bekendheid, mijn status, paste. Stomme reden, gedoemd te mislukken. En nu heb ik dan eindelijk de ware gevonden. Hij is boeiend, hij is slim, hij is humoristisch, hij is – ja, joods, maar dat wist ik niet. Drie weken nadat ik hem had leren kennen zei ik: ’Ik moet je iets opbiechten, ik ben joods’. Hij zei: ’Ik hoop niet dat je het erg vindt, maar ik ben het ook’. Maar hij is gelukkig op een andere manier joods dan mijn eerste man. Zal ik je eens vertellen hoe ik uit dat huwelijk ben gestapt? We moesten bij de rabbijn komen om de echtscheiding uit te laten spreken. De advocaat eiste dat ik, traditiegetrouw, door mijn echtgenoot zou worden bespuugd. Ik keek die rabbijn aan: just try me! Hij begreep wel dat het beter was om niet aan te dringen en kwam toen met de volgende oplossing: ik mocht mijn schoen uitdoen en dáár heeft mijn echtgenoot vervolgens op gespuugd. Zie je het voor je?’

bron: wikipedia/trouw/aart.nl

VrouwVrouwelijke kunstenaars