Koos Vorrink
Koos ‘Jacobus Jan’ Vorrink
Vlaardingen 1891 – 1955 Amsterdam
Koos Vorrink was een Nederlandse politicus en een meeslepend redenaar, die het woord voerde op talrijke socialistische bijeenkomsten en betogingen. Hij was voorzitter van de AJC (Arbeiders Jeugd Centrale), de SDAP (Sociuaal Democratische Arbeids Partij) en voorzitter en wegbereider van de PvdA, (Partij van de Arbeid).
jeugd
Vorrink was de zoon van Johannes Jacobus Vorrink, directeur Algemeene Boter Centrale, en Adriana Cornelia Dobbelaar. Vorrink groeide op met twee jongere broers. Zijn moeder -al vroeg wees -wijdde zich juist omdat zij het zelf node gemist had met al haar energie aan het gezin. Vooral met haar oudste zoon was de band sterk.
opleiding
Vorrink studeerde, na de ULO in Vlaardingen doorlopen te hebben, van 1907 tot 1911 aan de rijkskweekschool voor onderwijzers te Haarlem, een studie die hij met uitstekend resultaat voltooide.
geheelonthoudersbond
Zijn kwekelingentijd (een Kwekeling is een ouderwetse term voor iemand die een opleiding volgt aan een lerarenopleiding. Tot in de jaren 80 van de 20e eeuw werd de term gebruikt) is voor zijn verdere ontwikkeling van grote betekenis geweest doordat hij lid en vervolgens secretaris werd van de Kwekelingen Geheel Onthouders Bond (KGOB).
Deze KGOB was een jeugdbeweging met verder strekkende idealen dan alleen de drankbestrijding: de geheelonthouding maakte er deel uit van een algeheel streven naar vernieuwing van de persoonlijkheid en verwerping van de burgerlijke cultuur en haar waarden.
Bij zijn KGOB-lidmaatschap en weldra ook bij zijn socialisme ging het Vorrink om de verdediging van geestelijke en zedelijke waarden die hij door de moderne kapitalistische maatschappij bedreigd achtte. Vorrink was een godsdienstig mens en socialisme definieerde hij als praktisch christendom. Het bleef het verdere politieke leven van Vorrink bepalen.
huwelijk
Op 13 juli 1916 trad hij in het huwelijk met Irene Hendrika Elisabeth Bergmeijer, met wie hij twee dochters kreeg.
werk
Na zijn opleiding ULO en Rijkskweekschool werd hij onderwijzer in Vlaardingen en later in Amsterdam.
In 1920 ging hij werken voor de AJC, de socialistische jeugdbeweging. In 1927 werd hij landelijk voorzitter van de AJC. Voor de AJC schreef hij talloze brochures. Van 1934 tot 1946 was hij voorzitter van de SDAP en vanaf 1935 ook Eerste Kamerlid voor de SDAP. Vanaf 1946 was hij de eerste voorzitter van de Partij van de Arbeid, en tot 1954 Tweede Kamerlid.
WO II
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat hij in het verzet. Kort na de Nederlandse capitulatie in mei 1940 was Vorrink al ondergedoken.
In eerste instantie had hij nog geprobeerd op het laatste moment vanuit IJmuiden per schip naar Engeland te vertrekken, maar hij zag het het schip voor zijn neus wegvaren. Spoedig stortte Vorrink zich in het illegale werk
ondergronds
Na de gelijkschakeling van de Nederlandse pers onmiddellijk na de capitulatie, probeerde hij meerdere malen een ondergronds blad op te zetten. Alle pogingen mislukten echter tot hij Frans Goedhart tegenkwam; uit de samenwerking met deze journalist ontstond in 1941 Het Parool.
Hij kon zich echter niet verenigen met de felle kritiek die Goedhart uitte op de vooroorlogse toestanden (volgens Vorrink diende de illegale pers zich te beperken tot bestrijding van de bezetter), in maart 1942 trok hij zich uit de redactie van Het Parool terug en ging verder met een eigen illegaal blad. ‘Het Verzet’. Bij dat alles beijverde Vorrink zich ook om de oude aanhang van de SDAP zoveel mogelijk bijeen te houden.
Hij sprak op clandestiene bijeenkomsten en liet illegaal geschriften verschijnen, die tot de sociaal-democraten gericht waren
n 1942 was hij betrokken bij het Nationaal Comité, (het clandestien overlegorgaan der grote politieke partijen) een groep van belangrijke politici en zakenlui die plannen maakte voor een tijdelijke overgangsregering na het verdwijnen van de Duitsers.
Hij vertegenwoordigde de SDAP samen met Willem Drees, familie van Aart van Dobbenburgh, in het Politiek Convent en vanaf begin 1942 in het meer uitgebreide Grootburgercomité en het vijfhoofdige dagelijks bestuur daarvan, het Nationaal Comité.
Via geheime agenten was Vorrink door de Nederlandse regering in ballingschap in 1942 al tweemaal verzocht de overtocht naar Engeland te maken, maar hij achtte zich in Nederland onvervangbaar (wat in Engeland niet het geval was).
veraden
Anton van der Waals wist Vorrink op te sporen en diens vertrouwen te winnen, ondanks het feit dat Vorrink heel voorzichtig en daardoor moeilijk bereikbaar was. Van der Waals deed zich voor als een geheim agent uit Londen.
De SDAP-voorman verstrekte hem tal van vertrouwelijke gegevens, zoals overzichten van verzets- en spionagegroepen waarmee hij contact onderhield en de samenstelling van het Nationaal Comité.
Vorrink werd uiteindelijk op 1 april 1943 op het stationsplein in Eindhoven samen met partijgenoot Levinus van Looi gearresteerd door de Sicherheitsdienst.
In de uren en dagen daarna pakten de Duitsers veel van zijn medestanders op.
Niemand uit de groep-Vorrink werd berecht. Zij werden opgesloten in het gijzelaarskamp in het Noord-Brabantse Haaren en werden aanvankelijk relatief goed behandeld.
Mogelijk waren de Duitsers bang dat de executie van een aantal politieke bekendheden niet goed zou vallen bij het publiek of beschouwden zij Vorrink en de zijne als ruilobjecten bij een eventuele compromisvrede aan het einde van de oorlog.
In april 1944 werd Vorrink op transport gezet naar het concentratiekamp Sachsenhausen, waar hij in april 1945 werd bevrijd.
na WO II
In juli 1945 was Vorrink benoemd tot regeringsgemachtigde in algemene dienst bij het ministerie voor Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk, met de taak om vooral toezicht te houden op de zuivering, d.w.z. onregelmatigheden bij het arresteren en bewaken van politieke delinquenten te signaleren. Bij het beteugelen van de excessen die in de eerste tijd op dit gebied voorkwamen, heeft hij een belangrijke rol gespeeld.
Nadat door zijn toedoen de uit internering ontvluchte vroegere Nationaal-Frontleider Arnold Meijer opnieuw gearresteerd was, opende o.a. het katholieke dagblad De Gelderlander echter op 20 april 1946 een lastercampagne tegen hem:
Vorrink zou rond de jaarwisseling van 1940/1941 contact met Meijer gehad hebben en plaatsvervangend leider van Nationaal-Front hebben willen worden.
Bij het weerleggen van deze laster, o.a. op 27 april 1946 in de Apollohal te Amsterdam, beging Vorrink de onvoorzichtigheid openbare kritiek te uiten op het directoraat-generaal van de Bijzondere Rechtspleging. Deze zaak dreigde midden in de verkiezingstijd het karakter van een kabinetscrisis te krijgen en leidde ertoe dat Vorrink onder druk van de minister van Justitie, H.A.M.T. Kolfschoten, en na overleg met minister-president W. Schermer-horn en met Drees, in mei 1946 zijn functie van regeringsgemachtigde in algemene dienst moest neerleggen wegens gebleken onverenigbaarheid van ambtelijke en politieke functies.
Daarmee zou Vorrink overigens nog niet geheel de problemen rond het oorlogsverleden kunnen loslaten: nog in 1947 verscheen van een onder zijn leiding staande commissie van onderzoek een rapport over de wijze waarop tijdens de oorlog door het Rode Kruis en andere instanties aan Nederlandse krijgsgevangenen, politieke gevangenen en gedeporteerde joodse landgenoten voedsel- en kledingzendingen waren verzorgd (het Pakkettenrapport).
“ongeluk”
Op 17 januari 1949 raakte Vorrink ernstig gewond bij een vliegtuigongeluk aan de Oostzee bij Denemarken. De twee bemanningsleden kwamen om het leven. Vorrink was de enige passagier.
Na een half jaar kwam hij pas, vrijwel genezen, weer uit Denemarken terug.
In november 2015 kwam in de openbaarheid hoe een groep conservatieven, onder wie Erik Hazelhoff Roelfzema en oud-premier Pieter Gerbrandy, als onderdeel van een staatsgreep van plan waren om in 1947 een moordaanslag op Vorrink uit te voeren.
beroerte
In februari 1955 moest hij wegens een ernstige beroerte, waarvan hij niet meer zou herstellen, het voorzitterschap van de PvdA overdragen aan E. Vermeer. Daarna ging zijn gezondheid, ook geestelijk (hij vertoonde duidelijk ‘postconcentratiekampsyndromen’), snel achteruit; het einde kwam vijf maanden later.
overlijden
Vorrink overleed op 64-jarige leeftijd in het Klimophuis te Amsterdam.
invloedrijke nazaten
Koos Vorrink was de vader van PvdA-minister Irene Vorrink en de grootvader van softdrugsactivist Koos Zwart (1947-2014).Koos Zwart, in Amsterdam overleden aan hart-falen, was een cannabist in hart en nieren. ‘Zonder hem geen gedoogbeleid, geen coffeeshops en geen cannabiscultuur’, zegt Derrick Bergman van het Verbond voor Opheffing van het Cannabisverbod. Zwart was betrokken bij de oprichting van poptempel Paradiso, schreef in ‘Hitweek’ en ‘Aloha’ al over cannabis, maar hij werd pas echt bekend toen hij vanaf begin jaren zeventig wekelijks de ‘beursberichten hasj en wiet’ voorlas in het Vara-radioprogramma ‘In de Rooie haan’.
Deze beursberichten leverden internationale media-aandacht op omdat hasj toen nog niet gedoogd werd en ook omdat Zwart de zoon was Irene Vorrink, de PvdA-minister van Volksgezondheid in het kabinet-Den Uyl en dochter van Koos Vorrink.
kunstenaars
Vorrink gaf tal van boekjes en pamflatten uit met zeer inspirerende teksten. Door zijn werk voor de arbeidersbeweging kende hij zeer veel kunstenaars die ook lid waren, waaronder Philip van Praag. Fré Cohen maakte zeer vaak de lay-out en illustraties voor deze uitgaves. Ook Meijer Bleekrode was enige tijd lid van de SDAP.
tot slot
Koos Vorrink was een uitzonderlijk goed en bezielend redenaar en een voortreffelijk organisator. Door grote emotionaliteit, die enerzijds kleur aan zijn redevoeringen gaf en hem gemakkelijk vrienden deed maken, maar hem anderzijds als politicus vaak kwetsbaar deed zijn, was hij soms te gemakkelijk beïnvloedbaar door anderen en daardoor wispelturig; in principiële zaken was hij echter standvastig en in het verdedigen van die beginselen was hij moedig tot en met de inzet van eigen vrijheid en leven.
bron: wikipedia/socialhistory.org/parool/resources/huygens.knaw.nl (A.A. de Jonge)
Hieronder ziet U kunstenaars uit het Joods Virtueel Museum die op allerlei wijze iets met Koos Vorrink, of indirect via de SDAP, iets met hem te maken hadden.