Vrouwelijke kunstenaars
De professionele kunstenares rond de tweede helft van de 19e eeuw
De professionele kunstenares moest rond de tweede helft van de 19e eeuw haar brood verdienen met het geven van lessen of het verkopen van haar tekeningen en schilderijen op tentoonstellingen en exposities. Hun kunst stond echter niet in een hoog aanzien bij de juryleden op dergelijke tentoonstellingen. Ook mochten vrouwen geen actief lid zijn van de schildersverenigingen, die de meeste exposities organiseerden. Dit was omdat ze geen zittings- en stemrecht hadden, wat pas rond 1900 mogenlijk werd. Ook werden pas rond 1861 de teken- en schilderscholen opengesteld voor meisjes.
Sint Lucas
De aan de Rijksacademie verbonden Kunstenaarsvereninging Sint Lucas had bij de oprichting in 1880 geen enkel vrouwelijk lid, maar was later wel de eerste die vrouwen stemrecht gaf.
Arti et Amicitiae
Kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae te Amsterdam was opgericht in 1839 en had in 1894 152 gewone leden waarvan 24 vrouwen. Rond de eeuwwisseling was het aantal vrouwen opgelopen naar 50. Vrouwen konden vanaf het begin kunstlievend lid worden, en vanaf 1848 gewoon lid.
1921
Marinus van Raalte zorgde bij Arti et Amicitiae in 1921 door zijn door eruditie en zijn kunstenaarschap genoten gezag voor de doorslag bij het verlenen van een stemhebbend lidmaatschap aan vrouwen, hetgeen een kleine revolutie ontketende. De eerste vrouw in het bestuur kwam echter pas in 1959.
speciale damesklassen
Op de tekenscholen werden, om de scheiding tussen de seksen nog duidelijker te maken, speciale damesklassen ingesteld; dit om te waken voor de zedelijkheid van de jonge pupillen.
nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid
In 1898 werden enkele voorbeelden van kunst, gemaakt door de vrouwelijke pupillen van een teken- en schilderschool, tentoongesteld op de nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid ter ere van de kroning van koningin Wilhelmina.
Aan het eind van de 19e eeuw nam het aantal damesleden aan de schilderacademies en bij de schildersgenootschappen sterk toe. Het openstellen van de schilderacademies bleek een belangrijke factor te zijn in de emancipatie van de kunstenares.
1965
In 1965 werd pas de eerste industrieschool voor vrouwen geopend en hiermee werd het nu ook voor vrouwen compleet acceptabel om zich bezig te houden met beeldende kunstvormen zoals beeldhouwkunst en houtbewerking.
De meeste kunstenaressen bleven na hun opleiding ongetrouwd. Ze waren op de opleiding behandeld als gelijken en ze wilden hun nieuwverworven vrijheden niet graag opgeven, wat te begrijpen is.
Thérèse Schwarze
Eén van deze ongetrouwde kunstenaressen afkomstig van een van de academies was de beroemde Thérèse Schwarze (Amsterdam 1851-1918 Amsterdam). Zij leerde haar vaardigheden eerst bij haar vader en daarna volgde ze lessen in München bij de historieschilder Piloty.
Thérèse Schwarze was een gevierde kunstenares en ze bewoog zich in de hoogste kringen. Hieruit volgde natuurlijk dat ze door veel jonge kunstenaressen als voorbeeld werd gezien. Ook in het Joods Virtueel Museum wordt haar naam meerdere malen genoemd in connectie met andere kunstenaars, zoals Marianne Franken, Martin Monnickendam en Isaac Israels.
de 20e eeuw
In het begin van de 20e eeuw kregen de vrouwen meer bewegingsvrijheid, waardoor ze ook vaker in het buitenland les konden krijgen met alle daarbij behorende invloeden. De vooroordelen die bestonden ten aanzien van vrouwelijke kunstenaars zijn in die eeuw langzaam weggesleten, zodat de vrouwen die nu de kunst beoefenen op gelijke voet staan met hun mannelijke collega’s. Het is voor de vrouw in de kunst echter een lange weg geweest. Daarom moeten we alle sterke kunstenaressen ook dankbaar zijn, niet alleen voor de kunstwerken die ze hebben afgeleverd, maar ook voor het feit dat ze het pad hebben helpen vrijmaken voor de kunstenaressen van de volgende generatie.
hetzelfde niveau
Eeuwenlang werd geloofd dat vrouwen nooit hetzelfde niveau van professionele kunstenaars konden halen, zelfs tot in de 20e eeuw. Pas in de 19e eeuw werden vrouwen toegelaten op de kunstacademie.
de canon van de kunstgeschiedenis
De kunstgeschiedenis als wetenschap ontstond halverwege de 19e eeuw. Toen werd de canon van de kunstgeschiedenis geschreven. Dit was de tijd dat vrouwen een ondergeschikte positie hadden en waren aangewezen op het privé domein: trouwen, kinderen krijgen, een toegewijde echtgenote zijn.
The Dictionary of Women Artists
Deze tijdsgeest is bepalend geweest voor onze blik op de kunstgeschiedenis. Herhaling van de canon leverde bevestiging op en leidde uiteindelijk tot een -illusionaire- bestendiging, maar in 1990 verscheen The Dictionary of Women Artists met tienduizenden kunstenaressen.
vrouwelijk pioniers
In de kunstgeschiedenis waren vele vrouwelijk pioniers. Eén daarvan was Sofonisba Anguissola. Toen Michelangelo haar werk zag zei hij: “Ze heeft het talent van een man”. Hij vroeg haar om tekeningen te maken waarin ze verschillende emoties moest vastleggen. Dat deed ze. Met als gevolg de uitspraak hierboven van Michelangelo. Overigens was dat destijds een groot compliment.
aan een man toegeschreven
Ook kwam het voor dat goede schilderijen aan een man werden toegeschreven; Een goed voorbeeld zijn de schilderijen van Judith Leyster die in de 19e eeuw vaak toegeschreven werden aan Frans Hals. Ze werkten beiden met een losse toets. Vanuit de 19e-eeuwse ‘male gaze’ werd gedacht dat ze wel een leerling van hem móést zijn geweest. Maar Leyster heeft nooit les van Hals gehad. Ze was meesterschilder in het 17e-eeuwse Haarlem en had zelf leerlingen. In het gildearchief is zelfs na te lezen dat Hals enkele leerlingen van haar had afgenomen, waarvoor hij overigens beboet werd.”
de vrouw van Jackson Pollock
“Lee Krasner, de vrouw van Jackson Pollock zette, uit liefde voor hem, haar eigen carrière op een laag pitje. Na zijn dood heeft ze haar eigen werk als kunstenares weer opgepikt en toen heeft ze nog zeker 20 jaar naam gemaakt. In Amerika kennen ze haar. Hier kennen we alleen haar man, Pollock. In de VS is ook veel meer onderzoek naar vrouwen in de kunst gedaan. In Nederland zijn er nauwelijks tentoonstellingen van vrouwelijke kunstenaars te zien.”
Georgia O’Keeffe
Toen Georgia O’Keeffe, de grootste vrouwelijke kunstenaar van het Amerikaans modernisme, in 1943 werd uitgenodigd voor de tentoonstelling The Exhibition by 31 Women in de galerie van Peggy Guggenheim – de eerste vrouwelijke galerist in New York, en mogelijk de eerste tentoonstelling geheel gewijd aan vrouwen – was haar antwoord fel en helder. Ze banjerde de galerie binnen, zei tegen Guggenheim en haar partner Max Ernst dat ze geen vrouwelijke kunstenaar was, en liep weer weg.
vrouwen die verzamelden en musea oprichtten
Vrouwen in de kunstwereld waren toen doorgaans model, minnares of muze. Ze voegden zich naar de rol die mannen hen toekenden. Toch zijn er ook vrouwen die zelf verzamelden en zelfs musea oprichtten, zoals Peggy Guggenheim en Hélène Kröller-Müller.
vrouwen die tijdens WO II kunst beschermden
Het waren vrouwen als Ardelia Hall en Rose Valland (1898-1980) die in de Tweede Wereldoorlog de kunst beschermden tegen vernietiging door de nazi’s.
bronnen:
avrotros.nl/ galeriepouloeuff.nl -kunsthistorica drs. Karin Haanappel / de volkskrant / verzetsmuseum.org / psychotraumanet.org
Vrouwen in de vormgeving in Nederland 1880-1940
door Marjan Groot
Hieronder ziet U de lijst met alle in het Joods Virtueel Museum vertegenwoordigde kunstenaressen.