Wendingen
Wendingen was een roemrucht kunsttijdschrift dat van 1918 tot 1932 verscheen en dat de spreekbuis vormde voor de Amsterdamse School-kunstenaars.
‘Wendingen is stellig het prachtigste kunsttijdschrift ter wereld’, oordeelde de Amsterdamse krant ‘Het Nieuws van den Dag’ in 1928. De krant drukte er haar bewondering mee uit voor een bijzonder project dat architect Hendrik Wijdeveld met ongelooflijk veel energie tien jaar eerder was begonnen.
Wijdevelds droom was een tijdschrift te maken dat niet alleen uiteenlopende artistieke disciplines zoals architectuur, beeldhouwkunst, grafische kunst, schilderkunst, glaskunst, theater en dans zou belichten, maar dat tevens een kunstwerk op zichzelf zou zijn.
Dit bereikte hij door elke cover van het tijdschrift door een kunstenaar te laten ontwerpen. In het binnenwerk leefde Wijdeveld zich uit met voor die tijd ongekende typografische vondsten. Wijdevelds buitenissigheden vergden voortdurend het uiterste van de uitgever en de drukker. Niet zelden verscheen het blad met vertraging, en geldgebrek was een constante in zijn geschiedenis.
Er zijn van 1918 tot 1932 in totaal 116 edities verschenen, 109 in het Nederlands, de andere in het Engels, Frans of Duits. In een kenmerkend vierkant formaat van 33 x 33 cm, met raffia gebonden, kwamen tal van thema’s aan bod.
Zo werd er geschreven over Nederlandse architecten, over Scandinavische kunst, Oost-Aziatische kunst, toneel en kristallen. Bekende themanummers zijn de serie over Frank Lloyd Wright, een houtsnij-nummer met veel speciaal voor het blad vervaardigde houtsnedes, een schelpennummer en een serie over de Amsterdamse School-architect Michel de Klerk, die verscheen na diens vroege dood in 1923. In de eerste drie jaar ging het tijdschrift vergezeld van een technisch gedeelte, waarin bouwkundige vraagstukken als landmeten of betonbouw uit de doeken werden gedaan.
Architectura et Amicitiae
Formeel was ‘Wendingen, maandblad voor bouwen en sieren’ het orgaan van Architectura et Amicitiae. Dit was een genootschap van architecten, waar gevestigde namen als Berlage, Cuypers en De Bazel lid van waren, maar dat sinds 1916 een bestuur kende dat bestond uit de ‘jonge honden’ van Amsterdamse School: M. de Klerk, J. van der Mey, H. Th. Wijdeveld, C.J. Blaauw, J.F. Staal en P. Vorkink.
Het is deze jonge generatie architecten waarmee Wendingen blijvend verbonden is. Hun werk kreeg ermee een fantastisch platform, want over de kwaliteit van het blad werd niet alleen door Het Nieuws van den Dag de loftrompet gestoken. Met buitenlandse edities was het een internationaal gelezen periodiek.
Een van de doelstellingen van Architectura et Amicitiae was dat de leden elkaar zouden onderwijzen. De leden van Architectura et Amicitiae kregen uit hoofde van hun lidmaatschap het blad toegestuurd en voor de direct betrokkenen werden er luxe-edities gemaakt, met gekartonneerde omslag en op dikker papier gedrukt. Wendingen was hun platform voor het ontwikkelen van ideeën en het voeren van discussies. Het blad bevestigde de betrokken kunstenaars en architecten in het belang van hun werk. Publicatie in Wendingen was zonder twijfel een eervolle zaak.
C.J. Blaauw schrijft in het tweede nummer van Wendingen (feb. 1918) over de naam Wendingen:
“…Het meervoud geeft ons zelfs het recht om na tienmaal omgedraaid te zijn een gezicht te trekken of er niets gebeurd is en zoo zal het dan ook zijn, aan het wenden zal men wennen en tenslotte zal het schijnen alsof er niets gebeurt, d.w.z. men zal door elke nieuwe draai, elke nieuwe beweging niet opgeschrikt worden, zooals deze eerste keer, toen men het „behangselpapier” met bevende handen uit den omslag trok. Ook wenden went…”
bron: amsterdamseschool.nl