Isaac Israëls

Isaac Israëls

Lazarus ‘Isaac’ Israëls

Amsterdam 1865 – 1934 Den Haag

Isaac Lazarus Israëls werd op 3 februari 1865 geboren op de Prinsengracht te Amsterdam in een orthodox-joods milieu.

vader
Zijn vader, Jozef Israëls (1824-1911), was een van de belangrijkste schilders uit de Haagse school; Jozef Israëls was reeds een gevierd en populair schilder van de Haagse School toen zijn zoon Isaac werd geboren. Al snel bleek het tekentalent van de jonge Israëls (op vierjarige leeftijd maakte hij zijn eerste tekeningen) en het is dan ook niet verrassend dat hij in de voetsporen van zijn vader trad.

opleiding
Op dertienjarige leeftijd ging Isaac Israëls naar de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Opgeleid in het atelier van zijn vader, ging hij slechts twee jaar naar de academie in Den Haag, van 1880 tot 1882.

In 1881 debuteerde de toen pas zestienjarige Israëls met het schilderij ‘De repetitie van het signaal’ op de Tentoonstelling van Levende Meesters in Den Haag.

Het schilderij werd nog voor het af was gekocht door de evenals beroemde Hendrik Willem Mesdag, die net als zijn vader Jozef Israëls behoort tot de stroming van de Haagse school. Het schilderij werd vervolgens getoond op een Haagse tentoonstellingen en is nu nog te bewonderen in Museum Mesdag in Den Haag.

In 1882 kreeg hij een eervolle vermelding voor ‘Militaire Begrafenis’ op de Salon des Artistes Français van Parijs.

Amsterdam
Het traditionele schildersmilieu in Den Haag was Isaac echter te benauwend. Isaac ruilde daarom Den Haag in voor Amsterdam; in 1886 studeerde hij korte tijd aan de Rijksacademie aldaar, waar hij weggestuurd werd omdat hij inmiddels volleerd was. Immers, hij was eigenlijk al opgeleid in het atelier van zijn vader Jozef Israëls.

In Amsterdam sloeg hij met zijn schilderijen een compleet andere weg in dan zijn vader. Moeder Aleida dacht hierdoor dat haar zoon een klap van de molen had gekregen en schreef een brief met haar zorgen aan bevriend psycholoog en schrijver Frederik van Eeden. Die gaf haar echter een nuchter ouderschapsadvies: ‘Dacht u dat een kranig artiest als uw zoon onder zou gaan als hij in zijn jeugd een tijdje moet tobben en zoeken?’.

Breitner
Hij bleef in Amsterdam wonen tot 1908. Daar maakte hij kennis met het moderne stadsleven en ontmoette er George Breitner die ook in 1886 naar Amsterdam was verhuisd. De twee kunstenaars gingen veel met elkaar,  en met Willem de Zwart, om . Isaac werd de schilder van het turbulente nachtleven; een impressionist.

Isaac wilde niet voortgaan in het spoor van zijn beroemde vader, maar had als doel een eigen stijl te zoeken: het vastleggen van een impressie; hij probeerde schetsmatig een moment uit het volle leven te grijpen en hiervan een samenvattende karakteristiek te geven.

Amsterdamse impressionisten
Het ging hem niet om gedetailleerde afwerking, maar het onderwerp. Dit in tegenstelling tot de Franse impressionisten, bij wie het vooral ging om een uitgewerkt licht-, zon- en kleureffect. Met deze stijl behoorde hij tot de Amsterdamse impressionisten, van wie Breitner de belangrijkste vertegenwoordiger was. Kenmerkend voor hun schilderijen zijn figuren die buiten het kader van het schilderij verder lijken te gaan. Ze zijn rigoureus van het beeld afgesneden, precies op dezelfde manier waarop iemand slechts gedeeltelijk op een foto kan staan. Dit verhoogt het effect van een korte, niet-geposeerde momentopname.

Isaacs Israëls werk toont ook duidelijk verwantschap met dat van Breitner, met wie hij ook een tijdlang in het hetzelfde huis een atelier had.  Andere voor hem invloedrijke tijdgenoten zijn de Franse schilders Manet, De Toulouse-Lautrec en Degas en de Duits-joodse schilder Max Liebermann, die veel contact had met de familie Israëls.

De Kring van Tachtigers
Hij werd opgenomen in ‘De Kring van Tachtigers’ en had vriendschappelijke omgang met de letterkundige Frederik van Eeden. Ook sloot hij hechte vriendschap met de schrijver Frans Erens; met hem zwierf hij ook ‘s avonds en ‘s nachts door Amsterdam, waar zij kroegen en danshuizen bezochten. Hier ontdekte Israëls nieuwe onderwerpen voor zijn werk; Amsterdamse vrouwen en meisjes vormden in deze periode belangrijke studies voor Isaacs schilderijen.

‘en plein air’
Israëls wilde graag op straat schilderen, ‘en plein air’, waar hij in 1891 zelfs een vergunning voor aanvroeg bij de gemeente. Zijn mogelijkheden werden groter toen hij in 1894 toestemming van de burgemeester van Amsterdam kreeg om buiten te gaan schilderen. Toen hij het drie jaar later, in 1904, eindelijk aandurfde moest te nieuwsgierig publiek op afstand worden gehouden door de politie.
Het atelier maakte plaats voor de straat: een reeks stadsbeelden dateert uit deze periode.

Scheveningen
Van 1894 tot 1902 werkte Isaac ’s zomers veel in Scheveningen, waar hij samen met zijn vader een gehuurd huis bewoonde en vooral strandscènes schilderde. Met Max Liebermann werkte hij ook vaak samen in Scheveningen.

Geïntroduceerd door Thérèse Schwartze wijdde hij zich eveneens aan motieven met mannequins en naaistertjes uit de modewereld.

Parijs
Van 1905 tot 1913 leefde Israëls in Parijs, waar hij geïnspireerd raakte door het werk van Edgar Degas en van het werk van Henri de Toulouse-Lautrec. Hij had er zijn atelier op de Boulevard de Clichy. Hij schilderde er de specifiek Parijse motieven: het publiek in de parken, de cafés, cabarets en bistro’s en de circus- en kermisacrobaten. Ook hier beeldde hij het atelierleven uit bij de Franse couturière Jeanne Paquin. Hij nam echter maar eenmaal aan een expositie deel, in 1909.

Londen
Van 1913 tot 1915 verbleef hij in Londen. Hier waren het de ruiters op Rotten Row en de jonge danseresjes in de balletschool die zijn belangstelling kregen.

Nederlands-Indië
In 1921 reisde Israëls naar Nederlands-Indië. Hij verbleef voornamelijk op Java, en wel in Batavia, Buitenzorg, Yogjakarta en Solo waar hij enige tijd aan het hof van de Mangkoenegara verbleef, geïntroduceerd door de danser Raden Mas Yojana, die hij in Nederland had ontmoet. Ook bezocht hij Bali.

Terug naar Den Haag
In 1923, na zijn terugkeer uit Indië, verhuisde hij terug naar Den Haag. Hij ging voorgoed aan de Haagse Koninginnegracht 2 wonen, in het huis van zijn ouders. Zijn vader was in 1911 overleden. In het koetshuis van nr. 2 hadden Isaac en zijn vader altijd ieder een eigen atelier gehad.

erkenning
In deze laatste Haagse tijd verwierf hij in Nederland veel erkenning: een groot aantal portretopdrachten volgden. Ook hield hij zich nog altijd bezig met onderwerpen als circus, café’s, cabaret en toneel.

In 1928 won hij een Olympiade Kunstprijs voor zijn werk Ruiter met de rode jas. Van zijn werk werden zeer regelmatig tentoonstellingen georganiseerd bij kunsthandels en kunstgenootschappen.

overlijden
Hij bleef in Den Haag wonen tot zijn overlijden. Israëls overleed thuis, op 7 oktober 1934, twee dagen nadat hij werd aangereden door een auto, waar hij geen uitwendige verwondingen door had opgelopen. Hij werd gecremeerd in Crematorium Velsen in Driehuis.

oeuvre
Het omvangrijke oeuvre van Isaäc Israels (3000-4000 schilderijen en duizenden tekeningen, aquarellen en pastels).

Zijn techniek, niet van Franse invloed gespeend, leidde tot de blijvende faam van de Amsterdamse Impressionisten.

exposities in 2012
In 2012 wijdden vijf Haagse musea tentoonstellingen aan Israëls onder de titel “Isaac Israëls in Den Haag”. Dit waren het Haags Historisch Museum, Panorama Mesdag, het Louis Couperus Museum, Muzee Scheveningen en het Haags Gemeentearchief.

In het Stadsarchief Amsterdam was in 2012 de tentoonstelling ‘Isaac Israëls in Amsterdam’ te zien.

waarde
Voor Israëls’ werk worden grote bedragen neergelegd: het wereldveilingrecord voor de schilder werd betaald voor ‘A table au Restaurant Le Perroquet, Paris’, in oktober 2006 voor 493.600 euro.

collecties
Zijn werk is o.a. te zien in het Rijksmuseum te Amsterdam, het Museum de Fundatie te Zwolle en Museum Mesdag te Den Haag.

bron: wikipedia / artsalonholland / digitale etalages

Overleden voor WOIIJoodse Kunstenaars in AmsterdamKunstenaars in ParijsThérèse Schwartze